Geschiedenis heeft de toekomst | Interview met Paul Diederen
Eindhoven is de afgelopen jaren uitgegroeid tot dé creatieve technische hoofdstad van Nederland. Daarnaast is het een bijzondere stad met een groene omgeving en een industriële historie die in het DNA vervlochten is. Tegelijk staat de lichtstad voor een grote opgave, want: hoe creëer je een stedelijke context die ruimte geeft aan veel nieuwe functionaliteiten? Wij vroegen het Paul Diederen van architectenbureau diederendirrix.
Behalve architect is Diederen hoogleraar Transformational Design aan de TU Eindhoven. “Ons bureau heeft veel transformaties vormgegeven. Dat begon rond de eeuwwisseling met de Witte Dame in Eindhoven. Omdat het nog steeds een actueel onderwerp is, werd mij gevraagd om deze leerstoel te bekleden. De knowhow die ons bureau opbouwde, wil ik zo doorgeven. Daarnaast stelt het me in staat om onderzoek te doen naar transformaties van gebouwen.”
Daarbij richt hij zich met name op de naoorlogse bouwperiode, een architectonische periode die vaak het predicaat ‘alledaags’ krijgt. “Voor mij is het een bewuste keuze, omdat steden met een langere historie meer gestold zijn en transformatie daar lastiger is. Bovendien staan we voor grote opgaven; tussen 1945 en 2000 is zeventig procent van het Nederlandse vastgoed gerealiseerd. Hoe we met deze gebouwen omgaan bepaalt onze toekomst, maar ze zijn ook onderdeel van ons verleden. Dat gaat verder dan architectuur. Want al hebben gebouwen uit de jaren zeventig en tachtig dikwijls niet de gewenste expressie, in de herinnering van mensen hebben ze een plek verworven.”
De hoed die J.F. Kennedy droeg bij zijn inauguratie kwam uit Eindhoven.
Dat ziet hij ook in Eindhoven. “Het was de stad van Philips, de hoedenindustrie – de hoed die J.F Kennedy droeg bij zijn inauguratie kwam uit Eindhoven – en van de maakindustrie. De oude industriegebieden – Strijp-R, -S en -T – reiken tot in de kern van de stad. Pas later is de kwaliteit van die ‘verboden steden’, gebieden waar een hek omheen stond, herkend. Dat deze gebouwen emoties oproepen, komt omdat iedereen wel een oud-werknemer kent. Daardoor zijn deze panden veel meer dan een façade; ze hebben een eigen verhaal. En die kwaliteit biedt mogelijkheden.”
Kwaliteit van de verborgen steden
De vraag is echter: hoe waardeert hij de architectuur uit deze naoorlogse perioden? “Het mooie van de bedrijfspanden in Eindhoven is dat het de oude iconen van de stad zijn. Daarnaast zijn de fabrieken en kantoren eigenlijk heel duurzaam, omdat ze niet alleen specifiek zijn, maar ook generiek. Die generieke gebouwen kun je transformeren. Ze hebben een goed grid, een mooie kolomstructuur en grote verdiepingshoogten. Daarmee is zo’n gebouw al in zijn DNA geschikt om een transformatie te ondergaan. Of ze mooi of lelijk zijn? Daar kun je avonden over twisten. Ik vind een tijdsbeeld en karakter veel belangrijker. Bovendien verandert smaak.''
In de wijken Strijp-R, -S en -T zijn veel bijzondere panden en plekken te vinden. “Het zijn gebieden die veel kansen bieden. Door zowel de panden als de omgeving te transformeren is het mogelijk om deze wijken een maximale kwaliteitsimpuls te geven.” Dat is een eerste vereiste, volgens hem.
De geschiedenis bepaalt voor een stuk wat we nu doen.
“Transformatie vergt een breed gezichtsveld. Het gaat namelijk zelden alleen over het pand, belangrijker is hoe een gebouw geworteld is in de stad. Toen ik zelf studeerde, zei mijn hoogleraar, Geert Bekaert: “The present is always linked to the past.” De geschiedenis bepaalt voor een stuk wat we nu doen. Daar komt een laag overheen, maar met het creëren van die nieuwe laag is het belangrijk om de actuele kwaliteiten van de stad vorm te geven, ook in de openbare ruimte.”
Evenwicht tussen privé en openbaar
Van vitaal belang voor de kwaliteit van de stad is de relatie tussen privédomein en openbare ruimte. Gebouw en omgeving gaan een bepaalde interactie aan en die verhouding dient in balans te zijn. Zo moet een gebouw iets teruggeven aan de stad en de openbare ruimte moet ruimte bieden om een gebouw tot leven te laten komen. Is dat evenwicht er, dan kun je een goede stad realiseren waar mensen graag wonen en werken.
In Strijp-S zie je dat. De wijk heeft prachtige lanen met platanen. Dat geeft elan én het is er prettig vertoeven. Eigenlijk is het een klassiek beeld, maar de hoeveelheid ruimte en de materialisatie van wegdek en stoepen geven de wijk de grandeur die ze nodig heeft. De binnenstad kan daar nog veel van leren.”
Diversiteit bepaalt de aantrekkelijkheid op de lange termijn.
Lopend door Strijp, ontstaat de indruk dat het DNA van Eindhoven is veranderd. Toch is dit volgens Diederen niet het geval. “Het is meer zichtbaar geworden doordat de stad haar kracht verder ontwikkelt en langzaam volwassen wordt. De Dutch Design Week is daar een goed voorbeeld van. Het is inmiddels het grootste designevenement van Europa en die aandacht voor vormgeving beperkt zich niet tot die ene week per jaar.
Maar… ”, waarschuwt hij, “oplettendheid is geboden. Wil je dat de stad haar veerkracht behoudt, dan moet een programma divers zijn. Absorberend vermogen is er genoeg, tonen wijken als Strijp-S, Strijp-R en Emmasingel aan. Er zijn de afgelopen jaren nieuwe, op hightech gebaseerde programma’s toegevoegd. Maar we mogen niet uit het oog verliezen dat er ook gewoond moet worden, dat er ruimte moet zijn voor jonge ondernemers, want diversiteit bepaalt de aantrekkelijkheid op de lange termijn.”
De verwondering komt als je het gebouw leert kennen, doordat je het als het ware afpelt en zo iedere laag ontdekt. Het is als een ets van Piranesi, waarbij je om de hoek de oneindige ruimte ontdekt. Maar het zijn ook het vakmanschap en de verwarring die me aantrekken. Ik wil ontdekken, door de expressie heen kijken en zien hoe een gebouw gevormd is naar de gebruiker. Dat zijn ontwerpen die ik graag zie.
Wat ik mijn studenten daarnaast leer, is dat ze ‘smart’ moeten zijn. Je hebt kennis nodig van de constructie en bouwfysica, van de kosten, van vastgoedwaardeontwikkeling én van de openbare ruimte in verhouding tot het gebouw. In dat hele scala moet je een volledig architect zijn die een idee tot wasdom laat komen én met die optelsom van randvoorwaarden een nieuwe realiteit creëert.”
Colofon
Dit artikel verscheen eerder in het Reynaers-boek ''De verbindende kracht van aluminium'' (2018).
Tekst: Katja van Roosmalen, MKB Journalist
Fotografie: Hennie Raaymakers