Philips Lichttoren: transformatie van staal naar aluminium kozijnen
In 1891 schreef Philips in Eindhoven de eerste bladzijde van haar bedrijfsgeschiedenis. Niet alleen is het leven van veel Eindhovenaren onlosmakelijk verbonden met Philips, ook drukt het bedrijf nog altijd zijn stempel op het stedelijk landschap. De Lichttoren in het centrum van Eindhoven is een van de gebouwen die verrees in een tijd dat het bedrijf onstuimig groeide, aan het begin van de 20e eeuw. De voormalige fabriek werd oorspronkelijk gebruikt voor het vervaardigen van gloeilampen en ging later dienst doen als het hoofdkantoor van Philips. Met zijn voor die tijd opvallend brede ramen en zijn moderne betonnen constructie is het zes verdiepingen tellende gebouw een exponent van de Nieuwe Objectiviteit, een stroming in de moderne architectuur die ontstond in het Duitssprekende deel van Europa. Het complex werd in twee fasen gebouwd tussen 1909 en 1921. In de markante zevenhoekige toren, ontworpen door de architecten Lou Scheffer en Dirk Roosenburg, werd getest hoe lang de gloeilampen meegingen. De toren gaf zijn naam aan het hele bouwwerk, dat lange tijd dé bezienswaardigheid van de stad was geweest en dat leeg kwam te staan toen Philips eind jaren ’90 haar hoofdkantoor van Eindhoven naar Amsterdam verplaatste.
De oude structuur kon zonder bouwkundige aanpassingen worden ‘hergebruikt’. Met het oog op eventuele toekomstige gebruiksfuncties van het gebouw waren de inbouwelementen flexibel vormgegeven. Het betonnen skelet werd grotendeels zichtbaar gelaten. Het blootleggen van de plafondhoogte van ruim 4 meter, tegenwoordig zeer ongebruikelijk, was een cruciale stap om het voormalige fabriekgebouw een tweede jeugd te geven. De feitelijke hoogte was aan het oog onttrokken, omdat Philips een systeemplafond had aangebracht toen het gebouw werd omgevormd tot kantorencomplex. Er werd bijzondere aandacht besteed aan de ramen. De oorspronkelijke indeling van raamoppervlakken was verloren gegaan toen Philips het gebouw renoveerde. Om aan de strenge eisen van de Rijksgebouwendienst te voldoen, moesten de ramen in hun oorspronkelijke staat teruggebracht worden, met stalen kozijnen. Ook moesten ze voldoen aan technische normen, onder meer ten aanzien van isolatie en geluidswering. De originele stalen kozijnen met hun enkele ruiten voldeden niet aan deze eisen. Om het slanke profiel van de oorspronkelijke raamkozijnen na te bootsen, werd gekozen voor een aluminium oplossing. Samen met Rutolux Groesbeek en de architecten van awg ontwikkelde Reynaers een passend profiel dat voldeed dat voldeed aan de eisen van de Rijksgebouwendienst, gebaseerd op het bestaande CS 38-SL-systeem. Het profiel is 48 mm breed en lijkt sterk op het origineel. Ondanks een totaal raamoppervlak van 6500 m2 bleek dit een kostenbesparende optie.
Gebruikte Reynaers Aluminium systemen
- CS 38-SL
Partners bij dit project
Fotograaf
- Wim Tholenaars